Planeet aarde ligt onder vuur. Van alle kanten wordt zij belaagd door kosmische projectielen. Niemand weet wanneer de volgende voltreffer plaatsvindt. De enige zekerheid is dát het een keer zal gebeuren. Waarom maken we ons geen zorgen?
Statistiek is een glibberig onderwerp. Mark Twain schreef het al: ‘There are three kinds of lies: lies, damned lies, and statistics.’ Met statistiek kun je goochelen en manipuleren; zo’n beetje alles beargumenteren en aantonen wat je maar wilt. Althans, dat is de gedachte die bij veel mensen leeft. Ze zijn wantrouwig tegenover kansberekening en waarschijnlijkheidsleer. Liever gaan ze af op hun gezonde verstand.
Hemels zwaard van Damocles Die houding leidt tot merkwaardige situaties. Vliegangst bijvoorbeeld. Veel reizigers zijn als de dood voor een vliegtuigongeluk. Voor geen goud stappen ze aan boord van een Boeing. Autorijden vinden ze echter geen bezwaar, ook al overlijden er per jaar enorm veel meer mensen op de snelweg dan in de lucht.
Ander voorbeeld: de loterij. Er zijn talloze mensen die elke maand kapitalen uitgeven aan het kopen van loten. Diep in hun hart weten ze natuurlijk wel dat de kans op de hoofdprijs onvoorstelbaar klein is, maar toch, je kunt nooit weten.
Psychologen zullen het allemaal wel kunnen verklaren. Vliegen lijkt eng omdat vliegtuigongelukken betrekkelijk vaak voorkomen – een paar keer per jaar – en er altijd zoveel doden tegelijk vallen. Auto-ongelukken zijn weliswaar veel frequenter, maar daarbij gaat het in de meeste gevallen om hooguit enkele slachtoffers. Dat het er op jaarbasis toch veel meer zijn, lijkt dan niet langer van belang.
Loten kopen lijkt slim omdat je elke maand ziet, hoort of leest dat de hoofdprijs daadwerkelijk wordt uitgekeerd. Als je nooit bevestigd zou krijgen dat die vijf miljoen echt elke maand aan iemand ten deel valt, zou je de moed waarschijnlijk veel eerder opgeven. Evenzo geldt dat vliegen door veel minder mensen eng gevonden zou worden als er maar eens in de honderd jaar een ongeluk zou gebeuren, hoe onvoorstelbaar groot dat ongeluk ook zou zijn.
Zo wordt langzaam maar zeker duidelijk waarom niemand zich zorgen lijkt te maken over de grootste ramp die de mensheid bedreigt: een catastrofale kosmische inslag. Zware inslagen komen maar heel zelden voor. We kennen niemand die als gevolg van een inslag om het leven is gekomen. Het gevaar onttrekt zich aan onze directe waarneming. Er is letterlijk en figuurlijk sprake van een ver-van-m’n-bed-show.
Toch is de kans dat u overlijdt als gevolg van een kosmische inslag groter dan de kans dat u de jackpot in de loterij wint. Gemiddeld loopt elk mens op aarde zelfs evenveel kans op dood-door-inslag als op dood-door-vliegtuigongeluk. Waarom hebben we vliegangst en geven we geld uit aan de loterij, terwijl we ons niet druk maken om het hemelse zwaard van Damocles dat boven ons hoofd hangt?
Achter onwetendheid kunnen we ons niet langer verschuilen. Dat de aarde en de andere hemellichamen in het zonnestelsel regelmatig getroffen worden door kosmische projectielen, is algemeen bekend. De kraters op de maan en op Mars zijn de stille getuigen van dat hemelse geweld. De sporen van inslagen op onze eigen planeet zijn door geologen aan het licht gebracht; sommige kolossale kraters liggen er nog net zo vers bij als op de dag dat ze gevormd werden. Dat het gevaar allesbehalve voorbij is, bleek acht jaar geleden, toen sterrenkundigen de brokstukken van een komeet zagen neerstorten op de planeet Jupiter.
De inslag van komeet Shoemaker-Levy 9 op Jupiter in juli 1994 maakte op overtuigende wijze duidelijk hoe kwetsbaar we zijn. Toegegeven, de reuzenplaneet loopt veel meer kans om door een zwalkende komeet getroffen te worden dan de kleine planeet aarde, maar de gigantische littekens in de Jupiterdampkring waren ongeveer even groot als de aarde, en een soortgelijke inslag op onze thuisplaneet zou een natuurramp van wereldformaat zijn geweest, met honderden miljoenen slachtoffers.
Vijfenzestig miljoen jaar geleden werd onze kleine planeet geraakt door een komeet of een planetoïde met een middellijn van een kilometer of tien. De kosmische indringer liet een litteken van een paar honderd kilometer groot achter in de aardkorst, wierp triljoenen tonnen stof de dampkring in, en veroorzaakte wereldwijd een klimaatcatastrofe. Negentig procent van alle zeeorganismen en talloze levensvormen op het land stierven uit, waaronder de machtige dinosauriërs, die een paar honderd miljoen jaar de absolute heersers op aarde waren geweest. Eén op drift geraakt komeetje, en het was afgelopen met hun heerschappij.
Sneeuwballen, kiezels en keien De dino’s bedreven geen sterrenkunde. Ze wisten niets van planetoïden en kometen. Ze zagen het gevaar niet aankomen, en werden door het hemels gericht verrast. Het beangstigende is dat de mens ook verrast kan worden door een rampzalige inslag, ook al kennen wij het gevaar wél, en ook al houden astronomen talloze potentiële boosdoeners nauwlettend in het oog. Er is niet langer sprake van onwetendheid, maar nog wel van een geweldig gebrek aan kennis. En in de wereld om ons heen lijkt niemand er wakker van te liggen.
Wat we wél weten, is dat er twee soorten kosmische projectielen zijn: kometen en planetoïden. Kometen zijn kleine klompen van ijs en gruis. Als poreuze sneeuwballen, met afmetingen van een paar kilometer, bewegen ze in extreem langgerekte banen om de zon. Soms komen ze in de buurt van de zon, en verdampt een deel van het ijs, waardoor een indrukwekkende staart van weggeblazen gas- en stofdeeltjes ontstaat. Een fraai schouwspel aan de hemel, maar toch enigszins angstaanjagend.
Planetoïden zijn er in alle soorten en maten, van kleine kiezels en keien die je met goed fatsoen geen hemellichamen kunt noemen tot mini-planeetjes met een middellijn van een paar honderd kilometer. Ze bestaan voornamelijk uit gesteenten en metalen, en de meeste bewegen in redelijk geordende banen om de zon, tussen de omloopbanen van de planeten Mars en Jupiter, op veilige afstand van de aarde.
Voor wat betreft de toegebrachte schade maakt het weinig uit of de aarde geraakt wordt door een komeet of door een planetoïde. Kometen zijn weliswaar poreuzer, en bij gelijke afmeting bevatten ze dus minder massa, maar bij een projectiel van tien kilometer middellijn biedt dat weinig soelaas. Waar het in beide gevallen om gaat, is dat een geweldige hoeveelheid materie met hoge snelheid op de aarde botst en plotseling tot stilstand komt. De bewegingsenergie van het hemellichaam wordt volledig omgezet in warmte, en er ontstaat een explosie die krachtig genoeg is om een gapend gat in de aardkorst te slaan.
Het maakt ook weinig uit of het projectiel op land of in zee terecht komt. De oceaan is gemiddeld maar een paar kilometer diep – te weinig om de botsingsenergie te absorberen. Vloedgolven van vele kilometers hoog zullen de aarde enkele malen omspoelen, en de verwoesting zal er niet minder om zijn. Bovendien zijn het vooral de indirecte gevolgen van de inslag die de ramp uitvergroten tot een mondiale catastrofe.
Als gevolg van de vrijkomende botsingsenergie zal de neersuizende komeet of planetoïde volledig verdampen, evenals een groot deel van het inslaggebied. De gigantische vuurbol die zo ontstaat, zal zich met hoge snelheid over het aardoppervlak verspreiden. Hele continenten zullen vlam vatten – wereldwijde bosbranden waar geen blushelicopter iets tegen uit kan richten. Bij de inslag worden kolossale hoeveelheden stof hoog de aardse dampkring in geslingerd, om vervolgens op de straalstromen in de stratosfeer over een compleet halfrond te worden verspreid. Het zal tientallen jaren duren voordat die dikke stofdeken weer is opgetrokken, en al die tijd kan het licht en de warmte van de zon het aardoppervlak niet bereiken. Het zijn die indirecte langetermijneffecten die uiteindelijk de meeste slachtoffers zullen maken.
De menselijke samenleving is niet bestand tegen een ramp van die omvang. Los van de honderden miljoenen doden die op de dag van de inslag zullen vallen, zal een veelvoud daarvan binnen een paar jaar na de catastrofe om het leven komen als gevolg van hongersnood, epidemieën en – naar alle waarschijnlijkheid – oorlogen. De economie stort in, de maatschappij raakt ontwricht, de beschaving stort ineen. Het is niet uitgesloten dat de mensheid op termijn het onderspit delft.
Een verontrustend toekomstscenario, maar is het reëel? Is de kans echt zo groot dat de aarde getroffen wordt door een projectiel uit de kosmos? Ach, statistiek is een glibberig onderwerp, zoals al eerder is opgemerkt. Wanneer noem je een kans groot? Gemiddeld eens in de honderd miljoen jaar wordt onze planeet geraakt door een komeet of een planetoïde met een middellijn van tien kilometer of meer. Voor het laatst gebeurde dat aan het eind van het Krijt-tijdperk, vijfenzestig miljoen jaar geleden. Ooit zal het opnieuw gebeuren, maar de kans dat die volgende voltreffer in het komende millennium plaatsvindt, bedraagt hooguit een duizendste procent.
Maar in het zonnestelsel zwerven meer kleine brokstukken rond dan grote. Een projectiel van een kilometer zal niet de hele aarde in de as leggen, maar wel een groot deel van een continent verwoesten. Een komeet van honderd meter groot kan een klein land als België of Nederland van de kaart wegvagen. Een steen van tien meter vernietigt Londen of Parijs.
Botsing met de aarde Brokstukken van tien tot dertig meter groot komen gemiddeld eens per eeuw met de aarde in botsing. Wanneer ze in de oceaan storten, is het mogelijk dat ze aan de aandacht ontsnappen. Komen ze in een dunbevolkte streek of een onbewoond gebied neer, dan blijven de gevolgen beperkt. Op 30 juni 1908 explodeerde een brokstuk van een komeet boven een naaldwoud in het noorden van Siberië. Op 30 augustus 1930 gebeurde iets soortgelijks in het regenwoud van Brazilië. Een volgende keer zijn we misschien niet zo gelukkig.
Projectielen van een paar honderd meter groot zijn zeldzamer. Eens in de tienduizend jaar komen ze met de aarde in botsing. Volgens sommige archeologen zijn bepaalde overleveringen, zoals het verhaal van de zondvloed, terug te voeren op een dergelijke natuurramp. Ook de vrij plotselinge ineenstorting van talloze Bronstijdbeschavingen zou mogelijk veroorzaakt kunnen zijn door een kosmische inslag. Hoe het ook zij, er is een kans van bijna één procent dat we een dergelijke catastofe tijdens ons leven nog gaan meemaken.
Minder frequent, maar enorm veel verwoestender, zijn de inslagen van hemellichamen met een middellijn in de orde van een kilometer. Pas bij die afmetingen zal er sprake zijn van wereldwijde effecten, vooral ten gevolge van klimaatschommelingen. Gemiddeld eens in de één miljoen jaar wordt de aarde onthaald op zo’n voltreffer. De kans dat dat in het komende millennium gebeurt, is dus ongeveer een tiende procent. Klein, maar absoluut niet te verwaarlozen.
Terug naar de statistiek. Hoe groot is de kans om te overlijden als gevolg van een kosmische inslag? Laten we ons voornamelijk richten op de projectielen van een kilometer of groter, aangezien die wereldwijd rampzalige gevolgen hebben, en dus de grootste aantallen slachtoffers maken. Naar schatting zal zo’n inslag op termijn aan twintig procent van de wereldbevolking (oftewel aan ruim één miljard mensen) het leven kosten. De kans dat u er daar één van bent, is dus ongeveer één op vijf. En de kans dat de catastrofe tijdens uw leven zal plaatsvinden (in de komende zestig jaar), bedraagt ruwweg een tweehonderdste procent. Dat betekent dat uw individuele kans op dood-door-inslag ongeveer één op honderdduizend bedraagt.
Ter vergelijking: het aantal dodelijke slachtoffers van vliegtuigongelukken bedraagt ongeveer duizend per jaar, ofwel zestigduizend in een periode van zestig jaar. Dat is een honderdduizendste van de huidige wereldbevolking van zes miljard zielen. Anders gezegd: als we voor het gemak aannemen dat iedereen even vaak in een vliegtuig zit, bedraagt uw individuele kans op dood-door-vliegtuigongeluk óók ongeveer één op honderdduizend.
Wanneer je je realiseert hoeveel geld en energie er (terecht) wordt gestoken in het veiliger maken van het vliegverkeer, is het eigenlijk volstrekt onbegrijpelijk dat niemand zich druk maakt om een potentiële bedreiging uit de kosmos die in feite even groot is. Terwijl er toch wel degelijk nuttig werk verricht kan worden, al was het maar om het risico zorgvuldig in kaart te brengen.
Sterrenkundigen schatten dat er tussen de duizend en vijftienhonderd planetoïden van een kilometer of groter door de binnendelen van het zonnestelsel cirkelen die een potentiële bedreiging voor de aarde vormen. Ruim de helft daarvan is inmiddels ontdekt; hun omloopbanen zijn bepaald, en er is vastgesteld dat ze geen direct gevaar opleveren. Aan het opsporen van de laatste paar honderd wordt hard gewerkt, voornamelijk door het Spaceguard-programma dat voor een belangrijk deel door de Amerikaanse NASA wordt gesponsord.
Het volledig inventariseren van hemellichamen die veel kleiner zijn, is vanaf de aarde niet goed mogelijk. Planetoïden met afmetingen van honderd, dertig of tien meter worden aan de lopende band gevonden, maar dat lukt alleen wanneer ze min of meer in de buurt van de aarde zijn. Bevinden ze zich aan de andere kant van het zonnestelsel, dan zijn ze gewoon te zwak om met een aardse telescoop gezien te kunnen worden. Om de honderdduizenden ‘aardscheerders’ van honderd meter of groter te catalogiseren, is een gevoelige ruimtetelescoop nodig die zich uitsluitend daarmee bezighoudt. Geen enkele ruimtevaartinstantie heeft daar het geld voor over.
Terwijl juist zo’n catalogus de mogelijkheid zou kunnen bieden tot het afwenden van wat anders de grootste natuurramp uit de geschreven geschiedenis van de mensheid kan worden. Als je van een honderd meter groot rotsblok weet dat het over pakweg twintig jaar met de aarde in botsing komt, heb je in principe voldoende tijd om tegenmaatregelen te nemen. Die komen erop neer dat het projectiel uit zijn baan wordt gestoten, zodat het de aarde op korte afstand passeert. Met een rotsblok van een kilometer groot lukt dat (nog) niet, maar een aardscheerder van honderd meter kan met de huidige stand van de techniek ‘onschadelijk’ worden gemaakt.
Aardscheerder afbuigen Nieuwe detectietechnieken zullen de komende jaren ongetwijfeld leiden tot een enorme explosie van het aantal bekende aardscheerders. Zowel vanaf de grond als vanuit de ruimte zal er gezocht en gespeurd worden – vooropgesteld dat de politiek eindelijk gaat inzien dat het hier om zeer welbestede belastingeuro’s en -dollars gaat. Tot welke middellijn de inventarisatie volledig zal zijn is moeilijk te voorspellen, maar dat een groot deel van het gevaar in kaart gebracht zal worden, staat vast.
Intussen zullen ruimtevaarttechnici (en wapendeskundigen) zich moeten blijven buigen over de beste tactiek om een aardscheerder die op een botsingskoers met onze planeet ligt, voldoende af te buigen. Dat zou kunnen door raketmotoren op het hemellichaam te installeren, of door in de directe omgeving een kernbom te laten exploderen, of door gebruik te maken van de zwaartekracht van een kleinere planetoïde, die gemakkelijker te manoeuvreren is.
Helemaal veilig wordt het echter nooit. Planetoïden beschrijven min of meer cirkelvormige banen door het zonnestelsel, en er komen geen nieuwe exemplaren bij. Wanneer we alle planetoïden van een kilometer of groter hebben ontdekt, kunnen we niet verrast worden door een exemplaar dat plotseling voor het eerst aan de sterrenhemel opduikt. Maar met kometen ligt dat heel anders. Die zijn van nature onvoorspelbaar.
Er draaien enkele honderden kometen in ellipsbanen door het zonnestelsel, met omlooptijden van een paar jaar tot hooguit een eeuw. Maar elk jaar worden er vele tientallen ‘nieuwe’ kometen ontdekt, die afkomstig zijn uit een gebied ver buiten de baan van Pluto, een bliksembezoek aan de binnendelen van het zonnestelsel brengen, en vervolgens weer uit het zicht verdwijnen om de eerstvolgende paar duizend jaar niet meer terug te keren.
Wanneer er morgen een nieuwe komeet wordt gevonden die recht op een botsing met de aarde af stevent, is er niets meer tegen te doen, om de eenvoudige reden dat er te weinig tijd is. Kleine kometen worden soms pas een paar maanden voordat ze ‘rakelings’ langs de aarde scheren ontdekt. De aarde is gelukkig maar een kleine planeet in een uitgestrekte kosmos, maar wat in 1994 op Jupiter gebeurde, kan ook de aarde overkomen.
Evenmin bestaat er een afdoende bescherming tegen de rotsblokken van tien tot vijftig meter groot. Die zijn zo klein (en donker) dat ze alleen in de onmiddellijke omgeving van de aarde ontdekt kunnen worden, en dan nog alleen wanneer er toevallig op het juiste moment een telescoop in de juiste richting kijkt. Verreweg de meeste van deze kleine aardscheerders verdwijnen even ongezien als ze zijn gekomen, en wanneer er een is voorbestemd om met de aarde in botsing te komen, is de kans klein dat we daar iets van merken voordat het te laat is.
Het zou een triomf betekenen voor het menselijk vernuft wanneer een op handen zijnde kosmische inslag tijdig afgewend kan worden. Maar honderd procent veiligheid is per definitie onhaalbaar; we wonen nu eenmaal in een gevaarlijk en onverschillig heelal. Misschien moeten we er gewoon mee leren leven: de wetenschap dat ons lot voor een deel in handen van de kosmos ligt; het gegeven dat buitenaardse natuurrampen een onvermijdelijke realiteit vormen, en het inzicht dat statistiek het laatste woord heeft, wat ons gezonde verstand er ook van vindt.
Kader 1 30 juni 1908: Ogdy’s toorn ‘De vuurgod Ogdy was vertoornd, en scheurde de hemel aan stukken. In het kamp van Ivan Dzhenkoul werden tweehonderd rendieren levend verbrand. Ook verloor hij zijn voorraden bont en voedsel. De oude jager Lyuburman stierf van schrik.’ Wat begon als een doodnormale dinsdag, veranderde plotseling in een hel. Vuur uit de hemel daalde neer op aarde. Tenten en voorraadhutten vlogen in brand, of werden omver geblazen door geweldige schokgolven. Ruim tweeduizend vierkante kilometer naaldhout werd met de grond gelijk gemaakt. De gigantische explosie vond plaats boven een vrijwel onbewoond gebied in het noorden van Siberië, vlak bij Vanavara, een handelspost aan de Tunguska-rivier; twee mensen kwamen om het leven.
30 juni 1908 was het. Een planetoïde met een middellijn van dertig meter raasde op aarde af. Vanuit zuidoostelijke richting boorde het projectiel zich met duizelingwekkende snelheid in de aardse dampkring, onder een vlakke hoek van dertig graden. Op zes kilometer hoogte kwam het rotsblok vrij plotseling tot stilstand op een ‘kussen’ van samengeperste lucht. Alle bewegingsenergie werd omgezet in hitte, en de planetoïde explodeerde met oorverdovend lawaai. De explosie was tweeduizend maal zo krachtig als die van de atoombom op Hiroshima. Schokgolven in de dampkring drukten honderdduizend naaldbomen tegen de grond; direct onder het explosiepunt vatte de aarde spontaan vlam. Over de hele wereld werd de schok gevoeld, en weken lang lichtte de nachthemel op in de meest fantastische kleuren.
Kader 2 De Torino-schaal De afgelopen jaren is de wereld regelmatig opgeschrikt door de ontdekking van een planetoïde die binnen vijftig jaar mogelijk in botsing zou kunnen komen met de aarde. In beide gevallen liep het uiteindelijk met een sisser af – nauwkeuriger baanbepalingen wezen uit dat er niets te vrezen was – maar de ‘doem-planetoïden’ veroorzaakten toch een lichte paniek, vooral bij het grote publiek.
Om soortgelijke situaties in de toekomst te voorkomen, heeft Richard Binzel van het Massachusetts Institute of Technology ruim twee jaar geleden een soort ‘Richter-schaal’ voor kosmische inslagen opgesteld. Deze Torino-schaal, genoemd naar de Italiaanse stad Turijn waar in juni 1999 een conferentie aan het onderwerp werd gewijd, moet in één klap duidelijk maken of een bepaalde komeet of planetoïde echt gevaarlijk is. De Torino-schaal is inmiddels officieel goedgekeurd door de Internationale Astronomische Unie.
‘In Californië maakt ook niemand zich zorgen wanneer er een aardbeving met een kracht van 1 op de schaal van Richter wordt voorspeld,’ zegt Binzel. ‘Zo hoeft ook niemand wakker te liggen van een planetoïde met een Torino-waarde van 1.’ Bij Torino-waarden van 2, 3 en 4 bestaat er een reële, maar nog steeds vrij kleine kans op een inslag. Naarmate de kans op een inslag en de mogelijke gevolgen daarvan toenemen, stijgt de Torino-waarde naar 5, 6 of 7. Pas bij 8, 9 en 10 is het zeker dat er een inslag plaatsvindt, met lokale, regionale of zelfs wereldwijde gevolgen.
Binzel hoopt dat het gebruik van de Torino-schaal ertoe zal leiden dat publiek, pers en politiek wat minder overspannen zullen reageren op nieuwe ontdekkingen van planetoïden die de aarde dicht kunnen naderen. ‘Aan de andere kant is het gevaar op een inslag wel degelijk reëel,’ zegt hij. Een inslag met wereldwijde gevolgen voor het klimaat komt gemiddeld eens in de honderdduizend jaar voor. Er bestaat dus een kans van een tiende procent dat zo’n inslag in een bepaalde eeuw plaatsvindt.
Kader 3 Hoe stop je een aardscheerder? Sterrenkundigen, geologen, ruimtevaarttechnici en wapendeskundigen organiseren al een paar jaar lang workshops om van gedachten te wisselen over het detecteren, onderscheppen, afbuigen of vernietigen van aardscheerders – kortom, over de beste strategieën voor een ‘Planetary Defense’-programma. Wat kun je doen als er een aardscheerder op een botsingskoers wordt ontdekt? ‘Nuke ‘em,’ zou Edward Teller zeggen. (Teller, de vader van de atoombom, hééft het ook echt een keer geroepen tijdens een van de Planetary Defense-workshops.) Daar komt echter nogal wat bij kijken, nog afgezien van de vraag of het verstandig is – de politieke en maatschappelijke risico’s van het beschikbaar hebben van een kernwapenarsenaal zouden wel eens groter kunnen zijn dan de risico’s van een fatale kosmische klap.
Afbuigen is een tweede mogelijkheid; hetzij met behulp van explosies aan of vlakbij het oppervlak, hetzij door het plaatsen van een raketmotor die het projectiel een klein zetje in een veilige richting moet geven. Ook niet veilig, waarschuwde de Amerikaanse astronoom Carl Sagan in zijn boek Pale Blue Dot: als een ruimtevaartmogendheid in staat is een planetoïde af te buigen, kan diezelfde technologie ook gebruikt worden om onschadelijke aardscheerders om te toveren in dodelijke projectielen.
Tijdens de laatste Planetary Defense-workshops staan ook meer ‘vreedzame’ oplossingen in de belangstelling, zoals onder andere de ‘kosmische frietsnijder’: een metalen rasterwerk dat met zeer hoge snelheid op de planetoïde wordt afgeschoten, en het stenen gevaarte letterlijk in kleine mootjes hakt, die stuk voor stuk in de dampkring van de aarde zullen verbranden, zonder al te veel schadelijke gevolgen. Wat uiteindelijk ook de beste strategie blijkt te zijn, feit is dat de mensheid in staat is een kosmische dreiging te zien aankomen, en actie te ondernemen. De plannen kunnen maar beter vast klaar liggen; volgend jaar is het misschien te laat.
Kader 4 Trilobieten uitgestorven door inslag? Dat een kosmische inslag 65 miljoen jaar geleden een plotseling eind maakte aan de heerschappij van de dinosauriërs is algemeen bekend. Amerikaanse onderzoekers hebben vorig jaar echter ook aanwijzingen gevonden dat er ten tijde van een eerdere massa-extinctie eveneens een komeet of planetoïde met de aarde in botsing is gekomen. 250 miljoen jaar geleden, op de grens van de geologische tijdperken Perm en Trias, stierven in korte tijd 90% van alle zeeorganismen en 70% van alle gewervelde diersoorten op het land uit. De ecologische catastrofe betekende het definitieve einde voor de trilobieten, en maakte de weg vrij voor de evolutie van de reptielen.
De aarde maakte indertijd een periode van extreme vulkanische activiteit door, en algemeen werd aangenomen dat de uitstervingsgolf indirect daardoor veroorzaakt werd. Nu blijkt echter dat er 250 miljoen jaar geleden ook een grote kosmische inslag heeft plaatsgevonden. Een team van geologen onder leiding van Luann Becker van de Universiteit van Washington in Seattle heeft in 250 miljoen jaar oud gesteente in China, Japan en Hongarije buckyballs gevonden – voetbalvormige moleculen van 60 koolstofatomen – waarin atomen van de edelgassen helium en argon zitten opgesloten. Uit de isotopensamenstelling van de edelgassen blijkt dat ze een buitenaardse oorsprong hebben. De buckyballs zijn dus afkomstig uit de ruimte. Volgens Becker heeft het projectiel een middellijn van 6 tot 12 kilometer gehad, vergelijkbaar met de planetoïde die 65 miljoen jaar geleden het lot van de dinosauriërs bezegelde. Ook toen was er overigens sprake van verhevigd vulkanisme.
Kader 5 Inslagkraters op aarde Op onze eigen planeet zijn een kleine tweehonderd inslagkraters gevonden. De meeste zijn sterk geërodeerd, en nauwelijks als zodanig te herkennen. Veel kraters liggen zelfs niet aan het oppervlak; ze zijn bedekt door jongere gesteentelagen. Dat er op aarde veel minder inslagkraters voorkomen dan op de maan, komt vooral doordat de aarde zo’n grote geologishce activiteit vertoont, waardoor de aardkorst voortdurend in beweging is.
Een van de best bewaarde inslagkraters is de Arizonakrater, ten oosten van Flagstaff. Hier kwam ca. vijftigduizend jaar geleden een grote ijzermeteoriet naar beneden. De krater heeft een middellijn van ruim anderhalve kilometer, en is bijna tweehonderd meter diep. Veel groter, ouder en minder bekend is de Nördlinger Ries, een gigantische inslagkrater in Zuid-Duitsland, die vierentwintig kilometer in middellijn is en ca. vijftien miljoen jaar geleden werd gevormd.
Ook de komeet of planetoïde die vijfenzestig miljoen jaar geleden afrekende met de dinosauriërs heeft een litteken in de aardkorst achtergelaten: de Chicxulub-krater in Yucatán (Mexico). Met een middellijn van ca. honderdtachtig kilometer is dit voor zover bekend de grootste inslagkrater op aarde.