De eik is voor het voortbestaan vooral afhankelijk van de Vlaamse gaai.
De basterdsatijnvlinder legt in augustus haar eitjes op het blad bovenin de boom. De larven eten enkele weken van het groen van de eik en maken dan een gemeenschappelijk nest van spindraden in de takken. Hierin overwinteren de larven. Als de eik weer blad krijgt, vreten zij zich vol totdat ze volgroeid zijn. Dit kan een behoorlijke aanslag beteken voor de eik. De eik overleeft dit door in juli alle slapende knoppen te laten uitkomen.
steeneik
moeraseik
moseik
amerikaanse eik
wintereik
Niet ver ten zuiden van Winterswijk ligt het dorpje Erle. Hier staat één van de oudste eiken van Duitsland en wellicht ook van Europa. Het is een wonderbaarlijke boom: de stam is een totale ruïne en bestaat nog slechts uit drie dunne houtplaten met schors, bovenaan verbonden met ijzeren stangen. Hierop groeit een secundaire kroon die mede gedragen wordt door 10 balken. Zonder deze ondersteuning zou de eik al lang in elkaar gezakt zijn. Volgens locale kerkkronieken heeft rond 1750 de pastoor het rotte kernhout uit de eik gehaald en de boom daarmee uitgeholt. In 1819 liet de Kroonprins van Pruisen, 36 volledig uitgeruste infanteristen in de holle eik plaatsnemen. Op foto's uit het begin van de 20e eeuw is de stam nog voor drie kwart gesloten maar werd toen al door ijzeren banden bij elkaar gehouden en door meerdere palen ondersteund. Jaarlijks krijgt de boomruïne weer een volle bladerkroon en bloeit nog steeds, zodat hij in de herfst nog een flinke vracht eikels produceert.
De boom wordt ook Ravenseiche genoemd, hetgeen zou duiden op een voor-christelijk Germaans gebruik als Offerboom, gewijd aan Wodan of Odin, de Germaanse God die twee raven had die hem vertelden wat er op de wereld gebeurde. Het terrein rond de boom werd ook wel aangeduid als " Asenkamp". "Asen" is een oude naam voor de Germaanse Goden.
Chêne de Tronjoli
In het dun bevolkte heuvellandschap van westelijk Bretagne, nabij het oude dorpje Bulat-Pestivien, staat de vermoedelijk dikste eik van Frankrijk, de Chene de Tronjoli. Hij staat zomaar in de tuin van een boerderij; om hem te zien moet je het erf over en de boer om toestemming vragen om de eik te bezoeken. Het is een merkwaardige boom: de stam is gespleten en bestaat uit twee losgeraakte delen, die gezamenlijk een omtrek van 12,6 meter hebben. Het gaat wellicht om een vroeger geknotte eik, de stam houdt op 2,5 meter hoogte abrupt op en splitst zich in lange takken, die voornamelijk in de breedte reiken: de boom is slechts zo'n 14 meter hoog maar heeft een vitale kroon van wel 32 meter diameter. Hoe oud hij zal zijn is niet bekend, al wordt uiteraard beweerd dat het 1000 jaar is.
de eik een prachtige boom met een geweldig karakter
__________________
We moeten bereid zijn het leven dat we gepland hebben op te geven, om het leven te vinden dat op ons wacht.
Bonsai Tree Information: History Bonsai trees are often thought to have originated from Japan, but records over 2,000 years old show trees being grown in China, as part of landscapes planted in shallow containers. Around 1,500 years ago trees, many of which would have been collected from mountainous regions, were first grown as individual specimens and these can be seen clearly on ancient Chinese line drawings. Several centuries later the Japanese began growing and training trees in pots and have developed the hobby to its current level. Chinese and Japanese bonsai are very different in style, with Chinese style trees being more freeform and trained mainly by pruning, whilst Japanese trees are meticulously groomed and shaped, appearing more natural.
Bonsai Tree Information: Misconceptions A common misconception about the hobby is that it is 'cruel', with the trees being starved in order to dwarf them. Nothing could be further from the truth! Bonsai trees require regular watering, feeding and repotting to keep them in optimum health and in many cases they are actually healthier that their counterparts in the wild, enjoying the same longevity. Some trees in Japan have recorded histories spanning several centuries and are often traditionally passed from generation to generation, keeping them in the same family during their long lifetime. Root pruning is a widespread horticultural technique, used by many gardeners to produce better root systems on plants grown both in pots and in the garden, and is not just associated with bonsai training. This practice facilitates the growth of a well developed, compact root system with many fine, fibrous roots which are so necessary for taking up nutrients and does not restrict the overall growth. Various branch and shoot pruning techniques are what actually dwarf the tree, in the same way as trimming a hedge keeps it from growing into a line of large trees.
Bonsai Tree Information: The Hobby The growing of bonsai, which translates literally as 'plant in a tray', is a truly satisfying hobby and combines both horticulture and art, creating trees that are often referred to as 'living sculptures'. Above all it is important that the trees are kept healthy and in excellent condition, as with any pot plant. Pruning and shaping does, however, require a certain amount of artistic imagination to visualise the future development of the trunk and branches. Bonsai should embody all that is so wonderful about trees that grow naturally in such a variety of shapes and sizes. Large specimen trees, ancient trees with hollow trunks, trees which have been shaped by severe weather conditions or even small forests can all be recreated in the confines of a pot. By growing trees in this way it is possible to have a mini-aboretum of delightful small trees in your own garden or even on a balcony, whatever the size.
The timescale to create impressive bonsai is dependent upon the origin, species and general health of the tree. Trees grown from seed or cuttings will invariably take longer to create the images required than much older material, possibly collected from the wild or obtained as nursery stock, although it can be most rewarding to build a collection from a variety of different sources. However, actual age is not as important as the illusion of how old the tree appears - a well trained bonsai may look far older that it really is.
Bonsai Tree Information: Indoor or Outdoor? Many species of trees and woody shrubs are suitable for training as bonsai, but if planted in the garden they would grow into full-size trees - there is no such thing as a special 'bonsai species'. Pruning and shaping is required to create and maintain the desired shape and size. Some trees are often used to achieve the appearance of different species, e.g. a juniper can look very effective when trained in the image of a pine. Trees that would naturally grow outdoors must not be cultivated indoors, where they will not flourish, but will soon die. Occasionally outdoor bonsai may be viewed in the house, provided that a cool area is selected and that the duration is no longer than a couple of days. Only tropical species of tree are suitable for growing indoors, figs, serrissas and pomegranates make particularly good subjects, although even these can benefit from spending the summer months outside.
Bonsai Tree Information: Appreciating Bonsai Bonsai can quickly become an important and very enjoyable part of your life. Don't be afraid to experiment with material, it is all part of the learning curve. Spend time studying trees at exhibitions and in books, to determine what makes them good or bad bonsai specimens. Most trees do have faults of some kind and it is important to be able to identify these, but do look beyond individual features and learn to enjoy the actual bonsai tree as a whole unity!
Patience is a definite virtue and the process of creating bonsai trees should not be hurried unnecessarily. Good bonsai can be trained in a relatively short space of time, provided that suitable material is selected at the beginning. Some of my trees have not always started out as ideal material, but by persevering, surprising and satisfying results have been achieved. This is illustrated with examples of many detailed histories of trees from my personal collection of bonsai, of which I have had the immense pleasure of growing for many years.
-- Edited by Face at 22:09, 2006-10-03
__________________
We moeten bereid zijn het leven dat we gepland hebben op te geven, om het leven te vinden dat op ons wacht.
In het voorjaar vallen ze het meeste op: de gele tinten in de vorm van bloemen of twijgen. Wie door stad en landschap trekt, wordt regelmatig geconfronteerd met treurwilgen. Treurwilgen zijn er niet alleen als trieste uitdrukking voor een begraafplaats, nee,
Een treurwilg wordt vooral gebruikt om een punt te markerenze staan als accenten her en der bij boerderijen, villa's en buitenhuizen of in parken en plantsoenen. Hun schilderachtige, nimfachtige, zwiepende slierten deinen op de klanken van de brullende wind mee, heen en weer, of hangen statig en roerloos, beschenen door het voorjaarszonnetje.
Er komt geen treurig gevoel over mij heen bij het zien van een treurwilg. Op een
Twijgen van een treurwilg hangen in lange slierten van de takkenbegraafplaats krijg je dat gevoel wel. Het is maar net in welke situatie treurwilg is te zien. In parken valt mij op, dat een treurwilg vaak een specifiek punt markeert: een verdraaiing in loop- of zichtlijnen of als accent van een specifieke plaats aan het water. Dikwijls staat zo'n boom ook bij een boerderij, maar ook dan vrijwel altijd in de nabijheid van een sloot of vijver. Een treurwilg en water lijken dan ook altijd aan elkaar gekoppeld te zijn. Behalve door z'n brede specifieke vorm zijn de geelgroen gekleurde twijgen een blikvanger van jewelste.
Een treurwilg plant je natuurlijk in vochtige grond, maar vooral op een plaats waar je iets wil zeggen. Je wilt, dat mensen daar iets zien of kunnen zien. Als jij dat niet doet, maken de kleur en de verschijningsvorm van de boom wel, dat mensen hun blik erop richten of ernaartoe lopen. Een treurwilg is bij uitstek een accentboom met een bijna dichterlijke betekenis.
Vroeg in het voorjaar verschijnen katjes en blad van de treurwilg Verminking door snoeien van een treurwilg De treurwilg is de meest gekweekte wilg van alle wilgen. Het is wat je noemt een karakterboom. Een volledig uitgegroeide treurwilg wordt tot twintig meter hoog. Vanaf half februari begint de boom uit te lopen. De aanvankelijk geelgroene, lancetvormige bladen worden in de loop van het seizoen diepgroen en hebben een opvallend gele nerf aan de bovenkant van het blad. Met het uitlopen verschijnen de katjes, weinig opvallend vanwege hun identieke kleur met het jonge blad.
Treurwilg snoeien Om u maar meteen voor fouten te behoeden: snoei een treurwilg niet. Op de foto linksboven is het resultaat te zien van het verkeerd hanteren van de snoeizaag. Kort geen takken in, omdat de boom naar uw smaak te breed uitgegroeid is. Bij inkorten lijkt het resultaat voor eeuwig op een slechte amputatie. Op de plaats van afzagen groeit een pruik. Een ordeloze, maar meer nog hopeloze wirwar van takken. De karakteristieke afhangende lange slierten verdwijnen vrijwel voorgoed.
Beter is het om een tak volledig bij de stam weg te zagen, maar... 'bezint eer
Laantje met treurwilgenge begint'. Kijk goed of de verschijningsvorm (habitus) van de boom niet al te zeer wordt aangetast door het rigoureus verwijderen van één of meer takken. Behandel de zaagwond met boombalsem om inwateren te voorkomen. Wie het balsemen nalaat, kan er zeker van zijn dat de boom zal wegrotten.
De treurwilg behoort tot de familie van de wilgachtigen (Salicaceae). De treurwilg neemt een even belangrijke plaats in als de knotwilg (Salix alba), die een al even architecturale verschijningsvorm heeft. De (gele) treurwilg luistert naar de prachtige naam Salix sepulcralis 'Chrysocoma'. De oude naam luidde Salix alba 'Tristis', die misschien wat meer tot de verbeelding spreekt. Met de nieuwe naamgeving is de treurwilg ontdaan van een wat al te triest stempel en dat is wat mij betreft prima.
__________________
zina : As the wind blows, as the eagle soars,
as the wolf runs, such are the ways nature,
from them we must learn, freedom.
Cercidiphyllum japonicum, hartjesboom, keukenboom of ook Judasboom genoemd, blinkt uit door een prachtig goudgele kleur in de herfst. Maar er is meer dat opvalt: de bladstelen zijn koraalrood, de bladvorm lijkt op een hart en er komen opvallende peulen aan.
De bladvoet is breed hartvormigHoewel het blader er hartvormig uit ziet en de Nederlandse benaming van de boom 'hartjesboom' is, komt dit niet zuiver overeen met de wetenschappelijke naam. Cerci is (vrij) te vertalen als kersrond. Boom met 'kersrond blad', mij ook best.
Boom of struik Cercidiphyllum (de enige soort in de familie van de Cercidipyllaceae) wordt meestal als boom gebruikt. Het wordt een boom van tien tot twintig meter hoog met een circa vijtien meter brede kroon. 't Is maar dat u het weet. In jong stadium is het een opgaande boom, later zakt de kroon breed uit. Je moet toch al een flink grote tuin hebben, wil je aan zo'n boom beginnen. Het is een snelle groeier. Na tien jaar heb je al een kanjer van om en nabij tien meter hoogte. Cercidiphyllum is ook te koop als struik. Zelf heb ik lange tijd een struikvorm in de tuin gehad. Na verloop van jaren is die toch maar gerooid: de struik wilde per se een boom worden. Verzet daartegen door elk jaar te snoeien helpt maar ten dele. Als meerstammige boom wordt de 'struik' echter heel fraai. Wie toch liever voor de echte gaat, kan daaraan ook heel veel genoegen beleven.
Cercidiphyllum heeft een mooie, regelmatig gevormde kroon Scheuten en takken zijn dicht bezet met bladparen (= di-phyllum) Een geurende boom Een bijzondere eigenschap van de boom is dat hij geurt/kan geuren bij het uitlopen van het blad èn als het blad is afgevallen. De naam 'keukenboom' heeft daarmee te maken. De geur die wordt verspreid, heeft veel weg van appelen die worden gekookt. Een zoetig zure geur dus. Wie de boom om deze reden zou willen aanschaffen, kan bedrogen uitkomen.
Al op jonge leeftijd kunnen peulen aan de boom komenEr zijn er die helemaal niet geuren als ze uitlopen, maar wel als het blad is afgevallen of... het gaat net andersom. Wie geluk heeft, beleeft twee keer de zoete geur.
Bloemen en vruchten In bloemen die opvallen en de aandacht trekken, blinkt Cercidiphyllum absoluut niet uit. Het zijn onooglijk kleine, witroze bloemetjes in okselstandige bundels. Wie goed oplet, zal in mei daarvan iets kunnen bespeuren. De boom is eenhuizig: manlijke en vrouwelijke vruchtbeginsels zijn in dezelfde boom aanwezig. Interessanter zijn de vruchten. Lange bruine peulen sieren de boom vanaf oktober tot ver in het voorjaar. De peulen zijn plat en de zaden zie je nauwelijks opbollen in het omhulsel. De peulen hangen net zoals de bloemen in de oksels van knoppen.
Zaden liggen dicht tegen de nerf van het omhulsel aanDe zaden zijn crème of diepbruin van kleur en niet groter dan vier of vijf millimeter in doorsnede.
De peulen zijn spectaculair. Ze hebben een diep mahonieachtige kleur en steken schitterend af tegen het donkere, bruinzwarte hout van de boom. Zaden zijn in rijpe toestand koffiebruin.
Snoeien Oudere en meerstammige bomen hebben nauwelijks meer snoei nodig. Hoe je moet snoeien wordt al bepaald bij de aanschaf: je hebt bomen met een harttak of het is een meerstammig exemplaar. * Bomen met een harttak worden in de loop van hun groei geleid: de onderste takken worden weggesnoeid (opkronen) als de boom hoger is dan drie meter of meer. Een eventuele dubbele harttak wordt ook weggesnoeid. * Een meerstammige boom/struik heeft weinig vormsnoei nodig. Het hangt ervan af of er struiken of planten onder staan. In dat geval kunnen de onderste, laag hangende takken worden weggesnoeid. Snoeien vindt plaats in de herfst tot einde winter. Dood hout of bevroren hout wordt in het voorjaar weggesnoeid.
__________________
zina : As the wind blows, as the eagle soars,
as the wolf runs, such are the ways nature,
from them we must learn, freedom.
Een knotwilg of knoot hoort typisch thuis in de Hollandse poldergebieden. Knoten zijn niet alleen beperkt tot het westen van het land. Op alle vochtige gronden in Nederland zijn wel geknotte wilgen te vinden.
Knotwilgen in een typisch Nederlandse situatieAanvankelijk dienden geknotte wilgen om enige beschutting tegen wind te geven. Tegenwoordig wordt de architecturale verschijningsvorm op prijs gesteld en niet in de laatste plaats is het een biotoop voor vogels en planten.
Knoten begeleiden menige poldersloot, polderweg en boerenkavel. Geknotte wilgen langs een weidekavel hebben het voordeel, dat er genoeg licht en regen kan doordringen tot op de grond onder de boom. Het is geenszins in concurrentie met de grasproductie voor de beweiding met vee. Heel vroeger was wilgenhout gewoon brandstof voor in de keuken en nog ver daarvoor, in het Neolithicum, dankbaar bouwmateriaal voor de eerste, eenvoudige woningen. Knotwilgen worden angstvallig in stand gehouden, omdat ze zo typerend zijn voor bepaalde landschappen. Vroeger door de boeren, tegenwoordig door voornamelijk enthousiaste vrijwilligers in het kader van landschapsbeheer. Het knotten van witte of schietwilg (Salix alba) moet regelmatig worden uitgevoerd.
Scheuten op een ongeknotte wilg Een rigoureus geknotte wilg Het knotten van een witte wilg moet zeker om de drie tot vier jaar worden uitgevoerd. Slechts weinig bomen verdragen een zo ingrijpende snoeibeurt. Voortdurend moeten de wonden zich herstellen en moeten nieuwe scheuten worden aangemaakt. Knotwilg is het resultaat van vormwil. Toch moet worden gesteld dat het terugzetten van de 'pruik' tevens het behoud van de boom is. Ze blijft er aan de top jong bij, aan de basis wordt meer en meer het verouderingsproces zichtbaar met de toeneming van de leeftijd.
Een kop met jonge spruiten houdt een knotwilg vitaal De stam van een knotwilg wordt doorleefder naarmate de leeftijd toeneemt De opkweek tot knotwilg is eenvoudig. Koop of teel een geschikte jonge boom met een goed vertakte kroon op een kale stam. Als stamlengte moet anderhalve tot twee meter worden aangehouden. Wie zelf een knotwilg wil opleiden, moet een stevige wilgentak op de kop tikken. Zo'n wilgentak heet in het vakjargon 'pook'. Steek de pook tot de helft van z'n lengte in een lekker sompig, drassig stukje grond. De natuur doet de rest. Laat de boom na het planten ten minste een jaar onbewerkt groeien, zodat de wortels zich goed in de grond kunnen verankeren. Een stamdikte van tien tot dertien centimeter is ideaal om een knoot te maken. Zaag de kop in februari uit de boom. Daarna is het afwachten tot de eerste scheuten zich aan de kop ontwikkelen. Knip in het jaar daarna de gevormde scheuten terug tot op twee tot drie centimeter lengte. Verwijder zwak gegroeide scheuten bij de stam af. Snoei daarna de boom na twee of drie jaar door de scheuten terug te knippen tot op één of twee centimeter. Verwijder alle scheuten aan de stamvoet of op de stam. Dat is alles.
Een oude wilg heeft een brede kop met een bos naar alle kanten uitgegroeide scheuten De stam van een knotwilg biedt menige plant of dier een biotoop Naarmate een knotwilg ouder wordt, is het verschijnsel van openvouwen van de stam te zien. Desondanks schijnt knotwilg daar niet echt onder te lijden. Er kunnen wel eens paddestoelen op groeien of mossen of er kunnen zelfs, zoals in Drente dikwijls is te zien, eikvarens in groeien. Uilen en roofvogels gebruiken de stoel van een knotwilg dikwijls om hun prooi aan stukken te rijten en te verorberen.
Wie aan de knotwilg wil raken, moet zich wel realiseren, dat zo'n mooie, gegroefde stam er niet van de ene op de andere dag staat. Wie z'n liefde voor de knoot wil tonen, steekt z'n energie in het vrijwillig landschapsbeheer. Daar staan ze te springen om enthousiaste knotters. Wie bij voorbaat al hoofdpijn krijgt van knotwilg, moet toch maar bedenken, dat een belangrijk bestanddeel van aspirine - salicylzuur - gewonnen wordt uit wilg.
__________________
zina : As the wind blows, as the eagle soars,
as the wolf runs, such are the ways nature,
from them we must learn, freedom.
De Amerikaanse vogelkers behoort tot de rozenfamilie en groeit zowel in struik- als in boomvorm. Hij bloeit uitbundig met grote trossen witte bloemen. De bessen zijn gegeerd door vogels en insecten, die zo mee zorgen voor de verspreiding. De bladeren en de pitten van de bessen zijn giftig.
In het begin van de 20ste eeuw werd de soort uit Amerika ingevoerd onder andere als bodemverbeteraar voor de arme zandgronden in de Kempen. De snelverterende bladeren zouden de zandgronden vruchtbaar maken. Het hout deed dienst ter onderstutting van mijngangen en wordt nu gebruikt om meubelen te vervaardigen.
De Amerikaanse vogelkers is van het dominante type: onder zijn dicht bladerdek kan geen andere struik of boom kiemen of groeien. Hij groeit op bijna elke bodem en is zowat ongevoelig voor vorst, droogte en ziekte. Hij kreeg dan ook niet voor niets de bijnaam bospest mee.
In Amerika komt een schimmel voor die maakt dat de kiemplanten van de Amerikaanse vogelkers afsterven zodat een nieuwe boom zich niet dicht bij een oude boom kan ontwikkelen. Bij ons komt die schimmel echter niet voor met als gevolg dat de boom vrij spel krijgt.
Indien niets wordt ondernomen om de opmars van deze boom te stuiten, dreigen bossen overwoekerd te worden ten koste van de eigen, gevarieerde soorten en de bijhorende levensgemeenschappen. Bossen en houtwallen zijn veel aantrekkelijker voor mens en dier wanneer de variatie groot is en de biodiversiteit hoog ligt. In tegenstelling tot de meeste andere bomen gaat de Amerikaanse vogelkers niet dood als je hem afzaagt, maar schiet hij integendeel langs alle kanten terug uit.
Het huidige bosbeheer is er dan ook op gericht om de boom uit te roeien maar dat is een moeilijke en dure operatie. Door het inzetten van grazers als koeien en geiten probeert men de uitbreiding alvast in te dijken.
Wil je graag meer weten over dit onderwerp in het Nederlands, klik hier. Of je kan een kijkje nemen bij onze noorderburen. Op deze kaart zie je waar deze soort in België voorkomt. Hier vind je een artikel van Martin Tanghe over de Amerikaanse vogelkers.
Als je zeker wil zijn dat je met een Amerikaanse vogelkers te maken hebt en niet met een inlandse, moet je de bladeren fijn wrijven, er komt een amandelgeur vrij.
Naast de Amerikaanse vogelkers zijn er heel wat andere exotische plantensoorten die onze natuur bedreigen, sommige na te zijn ontsnapt uit tuinen. Door het aanplanten van inheemse struiken en bomen, draag je bij aan een grotere variatie in je tuin.
__________________
zina : As the wind blows, as the eagle soars,
as the wolf runs, such are the ways nature,
from them we must learn, freedom.
De moerbei is afkomstig uit Midden Azië, ze worden er gekweekt om de teelt van de zijderupsen. De zijderupsen eten de bladeren van deze boom. De boom werd in vele kloosters aangeplant drie à vier eeuwen geleden. De kastelen uit die periode hebben allemaal ook exemplaren van de Morus Alba in hun parken. We kennen de Morus Nigra en Alba. Bij ons vinden we nog zeer sporadisch de Morus Nigra. De boom is niet volledig winterhard en vraagt een bescherming van de stam in de zeer harde winters. Beschutting tegen de striemende noordenwind is bij het aanplanten een noodwendigheid. Dus aan de zuidkant van de woning en in de zon. De boom begint pas in bloei te komen als alle andere bomen allang de tekenen van de nieuwe lente in zich hebben. De bladeren zijn hartvormig ingesneden en dondergroen. Voor de bloeiwijze moet u de boom niet aanplanten, voor de fijne, op frambozen gelijkende bessen echter wel. De bessen worden geplukt op het einde van de zomer en vallen bij rijpheid zeer gemakkelijk af. De aandacht dient gevestigd te worden bij de pluk op het feit dat de vrijgekomen sappen onuitwisbare vlekken veroorzaken op de kleding. Plaats daarom de boom als solitair niet tegen een gevel en zeker niet tegen een tuinpad voor de vlekken. Men oogst de vruchten door een fijn net onder de boom te spannen of door een bed van stro onder de boom aan te leggen. De zeer broze rijpe vruchten zijn de grondstof voor een enorm fijne confituur die bijna zonder suiker kan gemaakt worden. Nadat de diep geelgekleurde bladeren in de herfst zijn afgevallen staat hij daar dan als solitair te pronken met zijn knoestige stam die uniek is. Als hoogstam is de moerbei in de winter een prachtige schilderachtige houten interesse wekker. Ik herinner me dat er in ons dorp een moerbei stond die ik als kind stond te bewonderen en me afvroeg hoe het mogelijk was hoe daar die zoet smakende bessen konden opgroeien. De stammen lijken op bonsaistammen. Het aanbrengen van compost rond de stam in de herfst, stalmest mag ook, helpen de boom bij de overwintering in een harde winter en zorgen er voor dat de boom het jaar daarop voldoende voedingstoffen heeft opgenomen. Onderhoud van de boom is er bijna niet. Grote snoei is niet vereist. Alleen het drooghout mag verwijderd worden. De vrucht komt op jong hout. In de zomer is snoeien niet noodzakelijk. Bij de aanplanting van een nieuwe boom wordt er aangeraden de stam de eerste jaren stevig te leiden door het goed op te binden, liefst om de 50 cm, want de boom heeft de neiging over te gaan hangen.
Toeristen die Sankt-Gallen bezoeken in Zwitersland, moeten zeker de kloostertuin met zijn vele moerbeibomen eens gaan bezoeken in de zomermaanden. In de Ardeche en de Cevennes ziet men nog veelvuldig de witte moerbeiboom. Daar worden zelfs nu nog plaatselijk likeuren van mee gemaakt met noten voor het speciale aroma. De kweek van de zijderups is daar tevens een vergane glorie en een uitgestorven beroep. De pesticiden zouden er de oorzaak van zijn.
De moerbeiboom is niet als andere bomen. Die vroeg ontluiken in het lentelicht. Als overal knoppen en bloesems komen. Blijven alleen zijn takken stil en dicht. Het is of hij de milde zon niet voelt. En niet hoe lenteregen hem bespoelt. Hij lijkt te stroef, te eenzaam om te bloeien. En toch zwelt teder leven in die stam. Daar komen langzaam stugge blaren van, waaronder langzaam donkere vruchten groeien.
__________________
zina : As the wind blows, as the eagle soars,
as the wolf runs, such are the ways nature,
from them we must learn, freedom.
Bloemkleur: Geel Bladkleur: Lichtgroen Hoogte: 6.00-8.00 m Bloeitijd: J F M AMJ J A S O N D Groeivorm: Opgaand Entplaats: Zaad Leverbaar uit: volle grond met blote wortel
Toepassing en gebruik:
draagt vruchten - bestand tegen zeewind - bladplant - snoeibaar - bijenplant - herfstkleur
Biotoop:
Licht: zonlicht halfschaduw Bodem: Alle Vochtigheid: vochthoudend Zuurtegraad: Neutraal
Omschrijving:
Deze middelgrote boom met ovaalvormige kroon en geelgroene bloeiwijze in april kan uiteindelijk een hoogte bereiken van circa 12meter. Begin mei ontwikkelen de uitgebloeide bloemen zich tot hangende vruchten. De vruchten zijn klein, de vleugels zijn vaak lichtrood of roze en zijn fijn behaard. De bladeren zijn 3-5 lobbig, donkergroen en behaard (alleen jonge bladeren)dus zijn aanzienlijk kleiner dan andere. De herfskleur van deze boom is goudgeel tot rood, jonge twijgen van deze boom zijn rood en naarmate ze ouder worden onstaan er meestal kurklijsten wat dan ook een mooie sierwaarde aan deze boom toevoegd.
In onze streken is dit een veel voorkomende boom. Hij dankt zijn waarde vooral aan de vroege (april) bloei en de mooie bloeiwijze, die tegen het dan nog vrijwel kale hout met de in jong stadium aanwezige bladeren mooi contrasteert. Daarnaast vertoont de boom in de herfst ook nog eens een schitterende herfsttooi met diverse verkleuringen in het blad, voordat dit af gaat vallen. Op de foto ziet u een moment van de bloei en daarnaat een schets met de bloeiwijze en een tekening van de gevleugelde zaden. De boom kan bij gunstige omstandigheden tot 10 meter hoog worden.
De bladeren zijn bij het ontluiken in het voorjaar roodgetint. Deze boom groeit op bijna elke grond en heeft in de herfst een mooie goudgele verkleuring. Vrij traaggroeiende struik of boom. De bladeren zijn 3-5 lobbig en 3-7 cm groot. Verdraagt halfschaduw. Is zeer geschikt als haagplant.
__________________
zina : As the wind blows, as the eagle soars,
as the wolf runs, such are the ways nature,
from them we must learn, freedom.