Grootte: 62 – 70 cm. Man gem.65 cm. Wijf gem. 67 cm.
Spanwijdte:
Man gem. 139 cm . Max. 143 cm . Wijf gem. 146 cm . Max. 150 cm .
Paartijd: Begin april tot begin mei
Legsel: 3 – 6 eieren
Broedduur: 28 – 30 dagen
Leefomgeving:
Oude sparren en dennenbossen met aanpalende open vlaktes
Voeding: Muizen, kikkers en kleine vogels
Stadia: Bedreigd maar stabiele populatie
Beschrijving:
De lapland is één van de grootste uilen ter wereld, alleen de oehoe en de sneeuwuil zijn groter en zwaarder. Laplanden zijn vanaf het eerste jaar geslachtrijp. Eén à twee dagen voor het leggen van het eerste ei gaat het vrouwtje al in broedhouding op het nest zitten. Broeden begint vanaf het eerste ei. Het leggen van de eieren is met een leginterval van 1 à 3 dagen. Bij de geboorte wegen de jongen nauwelijks 40 gram en kunnen na 14 dagen al 500 gram wegen. Bij het uitkomen zijn de jongen bedekt met een witte dons maar al na 4 à 5 dagen komt het antraciet grijze half dons tevoorschijn. De ogen openen zich tussen de vierde en zesde dag. Na 27 tot 29 dagen verlaten de jongen het nest. Ze kunnen dan al lopen, springen en klauteren maar nog niet vliegen. Met ongeveer 33 dagen vliegen de jongen voor het eerst. Op ongeveer een 40 dagen kunnen ze een viertal meter ver vliegen en op 10 weken kunnen ze volleerd vliegen. Op een leeftijd van ongeveer 20 weken zijn ze volledig zelfstandig.
De bosuil is geslachtsrijp vanaf het eerste levensjaar. Het vrouwtje bepaald de broedplaats die vaak meerdere jaren achter elkaar gebruikt wordt. Bosuilen zijn volstrekt monogaam. Tijdens de balts presenteert het mannetje de prooi met ingetogen territoriale zang aan het vrouwtje. Begin maart legt het vrouwtje 2 tot 4 eieren met een interval van 2 à 3 dagen. Uitzondering op de regel is dat de bosuil pas vanaf het tweede of zelfs het derde ei begint te broeden. Alleen het vrouwtje bebroed het legsel. Bosuilen brengen één broedsel per jaar groot en in tijden van voedselschaarste zelfs geen. Vanaf de eerste dag bij het uitkomen kunnen de kuikens al rechtop zitten en trippelend rondgaan. Rond de negende dag beginnen de oogjes te openen. Vrij zitten zonder steun kan vanaf de tiende dag. Rechtop staan kan vanaf de zestiende dag waargenomen worden. Na 30 à 32 dagen komen de jongen uit het nest en verschuilen zich rond de nestplaats. Het trefzeker vangen van prooien is rond 90 à 100 dagen. Tijdens het eerste levensjaar sterft ongeveer vijftig procent. Maximale leeftijd tot dusver bekend is in de vrije natuur 19 jaar en in gevangenschap 27 jaar.
Nederlandse benaming:
Kerkuil
Latijnse benaming: Tyto Alba
Grootte: 34 cm
Spanwijdte: 90 – 98 cm
Paartijd: Zeer nauw afhankelijk van het voedselaanbod (gewoonlijk april tot september)
Legsel: Normaal 4 tot 7 eieren
Broedduur: 30 tot 34 dagen
Leefomgeving: Laaglanden, open en half open terrein met groene graslanden
Voeding: Veld-,woel- en spitsmuizen, kleine vogels en amfibieën.
Kenmerkend voor deze soort is de uitgesproken hartvormige gezichtssluier dewelke bij geen elke andere soort Europese uilen voorkomt. De kerkuil is alleen een uur na zonsondergang en bij nacht actief. Tijdens het grootbrengen van de jongen wordt het tijdstip van activiteit verlegt naar net voor zonsondergang. Muizen maken tot 95% van het menu uit. Het teveel aan prooien wordt het ganse jaar door op de roest – of broedplaats opgeslagen. Zowel de man als het wijfje zijn doorgaans voor het eerste levensjaar geslachtsrijp. De man maakt het wijfje het hof door het aanbieden van prooien , verdedigen van de broedplaats en het verjagen van rivalen. Tijdens deze bezigheden ontstaan er soms zeer agressieve gevechten zelfs tussen de partners. Vanaf het moment dat het wijfje de aangeboden prooien accepteert kan de copulatie aanvangen. Een tweetal dagen voor het eerste ei gelegd word verdwijnt het wijfje op het nest. Alleen het wijfje broedt op de 4 tot 7 (soms tot 12) eieren. De eieren worden gelegd met een tussenpose van 1 tot 2 dagen. Het broeden begint vanaf het eerste ei en duurt ongeveer 30 à 34 dagen tot het kippen van het eerste ei .Twee tot drie broedsels per jaar zijn geen uitzondering. Dit geld zeker voor in gevangenschap gehouden koppels omdat hier het voedselaanbod verzekerd is. De jongen worden vrijwel naakt geboren met hier en daar wat witte dons. Het voedsel voor de jongen wordt door het wijfje in stukjes aangeboden zonder veren botjes teennagels en dergelijke omdat de jongen tot op een leeftijd van ongeveer 10 dagen geen braakballen kunnen maken De eerste weken is er vooral een groei – en gewichtstoename . De gitzwarte oogjes openen zich op de leeftijd van 7 à 10 dagen. Op deze leeftijd kunnen ze ook al op de hielen zitten en op 3 weken kunnen ze op de voetzolen staan en lopen. Na 40 à 45 dagen verlaten de jongen het nest. Na ongeveer 3 maanden volgen de eerste pogingen om te vliegen. Tijdens het eerste jaar sterft ongeveer 68% door een te weinig voedselaanbod, verkeer ed. Slechts een klein percentage wordt ouder dan 4 jaar.
Tyto alba heeft 26 ondersoorten
Tyto alba alba
Tyto alba hellmayri
Tyto alba guttata
Tyto alba ernesti
Tyto alba erlangeri
Tyto alba affinis
Tyto alba schmitzi
Tyto alba gracilirostris
Tyto alba poensis
Tyto alba thomensis
Tyto alba javanica
Tyto alba sumbaensis
Tyto alba meeki
Tyto alba crassirostris
Tyto alba interposita
Tyto alba pratincola
Tyto alba guatemalae
Tyto alba bondi
Tyto alba delicatula
Tyto alba furcata
Tyto alba niveicauda
Tyto alba bargei
Tyto alba contempta
Tyto alba tuidara
Tyto alba stertens
Tyto alba punctatissima
Nederlandse benaming:
Oeraluil
Latijnse benaming: Strix Uralensis
Grootte: 54 – 61 cm .
Spanwijdte: Man 115 cm . Wijf 125cm.
Paartijd: Half februari tot half april
Legsel: 3 – 6 eieren
Broedduur: 28 – 30 dagen
Leefomgeving: Beukenbossen , naaldwouden met aanpalende open terreinen
Voeding: Muizen, zwarte spechten, hazelhoenen, kikkers, hagedissen, insecten vooral kevers
Stadia:
Bedreigd maar terug toenemende populatie door het plaatsen van nestkasten.
Beschrijving:
Hoewel Oeral uilen al tegen het einde van het eerste levensjaar geslachtsrijp zijn zal het overgrote deel van de wijfjes pas in het derde of het vierde levensjaar een eerste broedsel hebben. Het leggen van de eieren gebeurt met een leginterval van 2 à 3 dagen. Vanaf het eerste ei wordt er vast bebroed. Pas uit het ei gekomen hebben een wit donskleed. Vanaf de vierde dag kunnen de jongen stabiel op de hielen zitten en na 9 à 10 dagen vrij staan en lopen. Op de vijfde dag zijn de eerste spoelen van het grijs- tot beige bruine nestkleed te zien. De spoelen van de vleugelveren verschijnen op de tiende dag en die van de staartveren vanaf de dertigste dag. Tussen de 31 en 36 dagen beginnen de jongen te vliegen. Op een leeftijd van negentig dagen kunnen ze volleerd vliegen. Maximale leeftijd in de vrije natuur is ongeveer 22 jaar en in gevangenschap 30 jaar.
__________________
zina : As the wind blows, as the eagle soars,
as the wolf runs, such are the ways nature,
from them we must learn, freedom.
Lemmingen,woelmuizen,eenden,sneeuwhoenders, Zeevogels, krabben en vis
Stadia: Jaarlijks verminderende populatie
Beschrijving:
Sneeuwuilen zijn op hun derde levensjaar geslachtsrijp. In gevangenschap, door de ideale omstandigheden (voedselvoorraad verzekert), soms al op het tweede levensjaar. Sneeuwuilen zijn ook maar voor één seizoen gepaard. Ook bij deze soort is het alleen het wijfje dat broedt. Leginterval is 2 dagen en het broeden begint vanaf het eerste ei. De jongen worden geboren met een dik wit doskleed. Vanaf de eerste dag kunnen de jongen zich al rechtop zetten. Volledig rechtop staan zonder steun van de vleugels is al rond dag 16. Het roestbruine nestkleed verschijnt vanaf de zevende dag en is vervolledigt tegen het einde van de tweede week. Rond de derde week verlaten de jongen al het nest maar verblijven wel in de omgeving. Op de leeftijd van 8 à 9 weken kunnen ze al veilig vliegen en zelfstandig prooien vangen. De maximum leeftijd in de vrije natuur is ongeveer 9 jaar. Voor in gevangenschap gehouden exemplaren kan de leeftijd oplopen tot zelfs 30 jaar.
Nederlandse benaming:
Dwerguil
Latijnse benaming: Glaucidium Passerinum
Grootte: Man 16 – 17 cm. Wijfje 17 – 18 cm
Spanwijdte: Man 35 cm. Wijfje 38 cm
Paartijd: Begin april tot begin mei
Legsel: 5 – 7 eieren
Broedduur: 24 – 26 dagen
Leefomgeving: Oude naald - en gemengde bossen met open structuur
Voeding: Muizen en kleine vogels
Stadia: Plaatselijk bedreigd
Beschrijving:
Op een leeftijd van 4 à 5 maanden zijn de dwerguilen al geslachtsrijp. In de vrije natuur worden meestal holen in sparren en andere boomsoorten gebruikt als nestplaats. Dwerguilen zijn monogaam. Net uit het ei gekomen jongen zijn bedekt met witte dons. De jongen richten zich alleen op tijdens het voederen. Vanaf de zestiende dag kunnen de jongen rechtop staan. De ogen openen zich op de negende à tiende dag. Vanaf week 4 zoeken de jongen zelf naar prooien op de nestbodem. Met een leeftijd van 28 à 32 dagen verlaten de jongen het nest. Voor het voederen gaan ze nog steeds bedelend naar het wijfje dat de prooien nog steeds in stukken moet scheuren. Dit duurt ongeveer nog 1 à 2 weken. Ten vroegste op 2 maanden zijn de jongen volledig zelfstandig en hebben ze de jachttechnieken onder de knie. De maximale leeftijd in de vrije natuur is ongeveer 6 jaar terwijl in gevangenschap 7 jaar oude dwerguilen zelfs nog jongen voortbrachten.
Nederlandse benaming: Ransuil
Latijnse benaming: Asio Otus
Grootte: 36cm.
Spanwijdte: 95cm
Paartijd: Einde maart tot half april
Legsel: 4 – 6 eieren
Broedduur: 27 – 28 dagen
Leefomgeving: Grote open velden,weiden en moerassen met lage vegetatie
Voeding:
Woel -, veld -, aard - en bosmuizen en kleine vogels
Stadia: Jaarlijks verminderende populatie
Beschrijving:
Beide geslachten zijn tegen het einde van het eerste levensjaar geslachtsrijp. Leginterval bedraagt 2 dagen en het broeden begint vanaf het eerste ei. Pas uit het ei gekomen jongen hebben een dunne en ijle eierdons. De ogen openen zich tussen de vijfde en de zevende dag. Staan op de zolen kan vanaf de twaalfde dag en in de derde week kunnen de jongen al goed lopen. Al in de tweede week zoeken de nestjongen naar prooiresten op de bodem van het nest. Met 3 weken scheuren ze al zelfstandig muizen in stukken. Op het einde van de derde week verlaten de jongen het nest. Op 5 weken kunnen de jonge ransuilen vrij goed vliegen. Op zijn vroegst met 10 weken kunnen ze zelf muizen vangen maar toch worden ze nog minstens een week lang door de ouders gevoed. Tijdens het eerste levensjaar sterft ongeveer 52% van de jonge ransuilen. Maximale leeftijd in de vrije natuur is 28 jaar
Nederlandse benaming: Sperweruil
Latijnse benaming: Surnia Ulula
Grootte: 36 – 41 cm .
Spanwijdte: 70 – 80 cm .
Paartijd: Begin maart half april
Legsel: 5 – 8 eieren
Broedduur: 28 – 30 dagen
Leefomgeving: Naaldwouden,bergwouden met aangrenzende open vlakten
Voeding:
Spits- en woelmuizensneeuw- en hazelhoenen , lijsters en kleine vogels
Stadia: Stabiel tot plaatselijk bedreigd
Beschrijving:
De sperweruil is al tegen het einde van zijn eerste levensjaar broedrijp. De balts begint begin maart tot half april. De voorkeur van de nestgelegenheid gaat meestal uit naar boomholtes van afgeknakte bomen holen van de Zwarte specht en andere natuurlijke boomholtes. De sperweruil is maar voor één seizoen gekoppeld dus monogaam. Normaal is er maar één legsel per jaar maar door verlies van het éérste is het mogelijk dat er toch nog een tweede legsel volgt. Leginterval is 1 à 2 dagen. De eieren worden uitsluitend door het wijfje bebroedt. Na 3 dagen kunnen de jongen rechtop zitten. Na 8 à 10 dagen kunnen de jongen staan en verschijnen de slag – en staartpennen. Na ongeveer 20 dagen verlaten de jongen het nest. Rond dag 47 begint het nestkleed te vervangen door de eerstejaars bevedering. Rond dag 90 zijn ze totaal bevederd. Na verloop van tijd trekt het vrouwtje zich terug voor de rui en worden de jongen verder gevoed door het mannetje tot in september. Tijdens de volgende balts neemt de agressiviteit weer toe zelfs tegen de eigen jongen.
Nederlandse benaming: Velduil
Latijnse benaming: Asio Flammeus
Grootte: 34 – 42 cm .
Spanwijdte: 96 – 107 cm .
Paartijd: Half maart begin mei
Legsel: 7 – 10 eieren soms tot 13 eieren
Broedduur: 26 – 28 dagen
Leefomgeving:
Vochtige moerasachtige open terreinen Droge heide -, gras -, steppelandschappen
Voeding: Woel -, veld -, bos – en aardmuizen , kleine vogels
Stadia: Kwetsbaar tot bedreigd
Beschrijving:
Velduilen zijn in het eerste levensjaar al geslachtrijp. Ze zijn overwegend monogaam en voor één seizoen gepaard. Het leggen van de 7 à 10 eieren gebeurt met een leginterval van meestal 2 dagen. Het broeden begint vanaf het eerste ei. Alleen het vrouwtje broed. Op een leeftijd van 12 dagen zoeken de jongen al zelfstandig naar prooien uit de voedsel voorraad in het nest. Op deze leeftijd verslinden ze al hele muizen. Rond de veertiende dag verlaten de jongen het nest en verspreiden zich in de nabije omtrek. Vanaf deze leeftijd nemen ze enkel nog volledige prooien aan. Soms laten de oudere vogels de prooi gewoon boven de jongen omlaag vallen. Typisch voor de takelingen van de velduilen is het contrastrijk zwart-wit masker. De ogen openen zich rond de tiende dag en de eitand valt tussen de achtste en de veertiende dag af. Stevig lopen kunnen ze vanaf 17 à 18 dagen. Met 31 à 36 dagen kunnen de vogels goed vliegen. Met vijftig dagen kunnen ze al met succes een mus of een muis slaan.
__________________
zina : As the wind blows, as the eagle soars,
as the wolf runs, such are the ways nature,
from them we must learn, freedom.
Leefomgeving: Warme droge open landschappen bv. fruitboomgaarden, parken
Voeding: Kevers, krekels, vlinders, cicaden, regenwormen, spinnen, muizen en kleine vogels
Stadia: Bedreigd
Beschrijving:
De dwergooruil is de kleinste ooruil. Het verenkleed heeft de kleur en tekening van boomschors. De grondkleur varieert van roestbruin tot lichtgrijs. De oren zijn in verhouding tot de lichaamslengte vrij groot. De dwergooruil vormt een paar voor één seizoen. Zojuist uit het ei gekomen jongen hebben een grijswitte dichte dons. Vanaf de zesde dag krijgen ze het aanvankelijk grijs gemarmerde later grijsbruine nestkleed. Omstreeks de zesde dag gaan de oogjes open. De eerste braakballen worden geproduceerd tussen de zesde en de negende dag. Op de leeftijd van 20 à 32 dagen verlaten de jongen het nest en kunnen ze al kleine stukjes vliegen. Na ongeveer 50 dagen zijn de vleugel - en staartpennen volgroeit. Tot ongeveer dag 60 worden de jongen door de ouders gevoed. De dwergooruil is vanaf zijn eerste levensjaar geslachtsrijp.
Nederlandse benaming: Oehoe
Latijnse benaming: Bubo Bubo
Grootte: Man 61 cm. Wijf 67 cm .
Spanwijdte: Man 157 cm . Wijf 168 cm .
Paartijd: Maart
Legsel: 2 – 4 eieren leginterval 3 – 4 dagen
Broedduur: 34 dagen
Leefomgeving: Rots – en zandwoestijnen , bos – en grassteppe
Oehoe's zijn normaal pas vanaf het derde levensjaar geslachtsrijp. Éen à twee dagen voor het leggen van het eerste ei verdwijnt het wijfje op het nest. Het eerste ei word meestal in maart gelegd en de daaropvolgende telkens met een tussenpose 3 à 4 dagen. Het broeden gebeurt uitsluitend door het wijfje. Bij het uitkomen hebben de jongen een witte dons hetgeen in een later stadium bruin geelachtig word. Vrij snel na het uitkomen kunnen ze de kop al opheffen om het aangeboden voedsel in ontvangst te nemen. Met 4 à 5 weken verlaten de jongen het nest maar blijven ze toch in de directe nabijheid. In de achtste week kunnen ze al een beetje vliegen en met 10 weken zijn ze vliegvlug. Na 80 dagen kunnen ze al prooien vangen maar volledig zelfstandig zijn ze op een leeftijd van ongeveer 5 maanden.
Nederlandse benaming: Ruigpootuil
Latijnse benaming: Aegolius Funereus
Grootte: 24 – 26 cm .
Spanwijdte: 53 – 60 cm .
Paartijd: Half maart – begin mei
Legsel: 3 – 6 eieren
Broedduur: 26 – 28 dagen
Leefomgeving: In beuk – of dennenbos met aanpalend open vlakten
Voeding: Muizen en kleine vogels
Stadia: Bedreigd en afnemende populatie
Beschrijving:
Ruigpootuilen zijn vanaf het eerste levensjaar geslachtsrijp en zijn voor één seizoen gepaard. De leginterval bedraagt 2 dagen en het broeden begint vanaf het eerste ei. Bij het uitkomen van de eieren hebben de jongen een kort dicht donskleed. Met 9 dagen kunnen ze op een vaste ondergrond staan en met 12 dagen rechtstaan op een tak. Nestjongen pakken vanaf de twaalfde levensdag prooiresten in het nest maar kunnen alleen nog kleine stukken verslinden. Vanaf dag 20 werken ze kleinere prooien in hun geheel naar binnen tot ze in staat zijn om grotere prooien zelf in stukken te scheuren. De jongen blijven tot 31 à 36 dagen in het nest. Met ongeveer 35 dagen kunnen de jonge uilen vliegen. Vanaf de leeftijd van 6 à 8 weken slaan de jonge uilen zelf prooien. Met ongeveer 10 à 12 weken zijn de jongen zelfstandig. Tijdens het eerste levensjaar sterft ongeveer 75% van de jonge ruigpootuiltjes. Maximale leeftijd in de vrije natuur is 15 jaar.
Nederlandse benaming: Steenuil
Latijnse benaming: Athene Noctua
Grootte: 21 – 23 cm .
Spanwijdte: 54 – 58 cm .
Paartijd: Half april tot eind mei
Legsel: 3 – 5 eieren
Broedduur: 24 – 28 dagen broedt pas vanaf het laatste of voorlaatste ei
Leefomgeving: Dorpsranden , boomgaarden, veeweiden , open en sneeuwarm terrein
Voeding:
Nachtvlinders, kevers, regenwormen, hagedissen, kikkers en kleine vogels
Stadia: Sterk bedreigd, plaatselijk met uitsterven bedreigd
Beschrijving:
Steenuilen zijn tegen het einde van het eerste levensjaar geslachtsrijp. De partners van een broedpaar zijn vaak voor het leven gepaard. In tegenstelling tot de meeste andere soorten uilen begint de steenuil pas te broeden vanaf het voorlaatste of het laatste ei. De eieren worden gelegd met een leginterval van meestal 2 dagen. Vanaf de vijfde levensdag zijn de grijsbruine punten van het nestkleed zichtbaar. Op de leeftijd van 8 à 10 dagen openen de oogjes. De slag- en staartpennen komen vanaf de tiende dag door. Met 12 dagen kunnen de jongen al korte stukjes lopen. Snel lopen kan vanaf de zestiende dag. Vanaf dag 11 zoeken de jongen al zelf naar prooien in het nest en op de leeftijd van 3 weken kunnen ze zelfstandig stukjes van prooien afscheuren. Tegen het einde van de vijfde week lukt het ze om zelfstandig prooien te vangen. Volledig zelfstandig zijn ze pas op 65 à 70 dagen oud. Tussen 22 à 24 dagen verlaten ze het nest, maar keren nog regelmatig terug. Met 30 à 35 dagen hebben ze voorgoed het nest verlaten. Na 90 à 100 dagen valt de uilenfamilie uit mekaar. Tijdens het eerste levensjaar sterft ongeveer 65% van de jonge steenuiltjes. Maximale leeftijd in de natuur 16 jaar en in gevangenschap 18 jaar.
__________________
zina : As the wind blows, as the eagle soars,
as the wolf runs, such are the ways nature,
from them we must learn, freedom.